Het is niet al goud wat blinkt, dat is zowat de conclusie van een openhartig gesprek met accountant Mike Collier (38), bestuurder van het negenkoppige boekhoudkantoor Fiskcouncil. Ja, hij houdt van zijn ‘stiel’, en ja, als je hard werkt, kun je een mooie boterham verdienen. Maar er hangt een prijskaartje aan vast, eentje dat nog al te vaak in de taboesfeer zit: accountants lopen bij bosjes op hun tandvlees.
Er wordt zelden over gesproken onder accountants, maar depressie en burn-out liggen alom op de loer. Veel heeft te maken met de lage instroom van nieuw boekhoudbloed, waardoor zowat elke boekhouder permanent overwerkt en overbevraagd is. Maar Mike steekt de hand ook in eigen boezem: ‘Onder collega’s wisselen we wél tips uit over heel concrete, fiscale vraagstukken, maar openhartige gesprekken over de werkdruk en de impact op ons gezinsleven, die gaan we liefst uit de weg.’ Het siert Mike dat hij zich kwetsbaar opstelt en dat hete hangijzer openlijk durft aankaart. ‘We moesten dat meer doen onder elkaar, onze kwetsbaarheid delen’, zegt hij daarover, ‘want we botsen massaal tegen onze limieten aan.’
Eerst even beginnen bij het begin. Jij hebt je eigen accountancykantoor, maar je kwam met een omweg terecht in de sector.
Mike: ‘Dat klopt. In de humaniora koos ik wel voor Economie-Wiskunde, maar ik deed ook topsport op hoog niveau. Dat laatste deed mij kiezen voor de opleiding kinesitherapie aan de universiteit. Na twee jaar besefte ik dat mijn pad niet daar lag, waarop ik de lerarenopleiding begen en voltooide. Tegen de tijd dat ik dát diploma op zak had, dacht ik: is dit het nu? Voor de rest van mijn leven voor de klas staan, met als enige promotiemogelijkheid een gooi doen naar een directeurschap? Ik voelde het gewoon niet. Ik had meer ambitie dan dat. En dus koos ik alsnog voor accountancy. Ik ben gek op wat ik doe. Maar ’t is hard labeur en je moet er best wel wat opofferingen voor overhebben. Mentaal is het vaak heftig. En ja, ik wil dat bespreekbaar maken. Dat heeft wellicht te maken met mijn eigen geschiedenis.’
Je eigen geschiedenis? Verklaar je nader.
Mike: ‘De combinatie van topsport en universiteit zette destijds heel veel druk op mij. Ik was ook nog eens een ongelofelijke perfectionist. Ik wilde onder geen beding falen. Ik was amper 21 toen ik mentaal tegen een hoge muur aanliep en in een zware depressie belandde.
Dat was een harde les. Ik geef toe dat mentaal welzijn – iets waar in onze beroepsgroep nauwelijks over gesproken wordt – een stokpaardje is. Al besef ik ook dat de ene mens gevoeliger of vatbaarder is dan de andere. Dat neemt niet weg dat ik op senior niveau heel wat mensen in accountancy de man met de hamer zie tegenkomen, zeker in de kleinere kantoren.’
Waaraan ligt dat volgens jou?
Mike: ‘Tja. Ze kloppen vaak 80 tot 90 werkuren per week, ook ’s avonds en in het weekend. Ze zijn voortdurend beschikbaar voor hun klanten, maar zien bij wijze van spreken hun eigen kinderen nauwelijks opgroeien. Ik ken het maar al te goed. De drive om er te zijn voor klanten aan de ene kant, maar ook de wil en het verlangen, de oprechte nood om thuis aanwezig te zijn. Alleen zijn er maar 24 uur in een dag. Dus ja, ik heb verjaardagsfeestjes van mijn kinderen gemist. Omdat het soms gewoon niet anders kon.’
Wij hebben het hier vaak over digitalisering. Is dat geen stuk van de oplossing?
Mike: ‘Ja en neen. Heel wat aspecten van onze job lopen vlotter, zeker als het over de aanlevering en verwerking van boekhoudkundige stukken gaat. Maar ondanks al die tools en technische snufjes blijven er heel pittige piekperioden. Het einde van elk kwartaal, de jaarafsluitingen, de vennootschapsaangifte, de aangifte van de personenbelastingen… Dat verloopt allemaal soepeler dankzij automatisering. Tegelijk zijn er dus recurrent momenten dat je gewoon erg veel volume moet verwerken, digitalisering of niet.
Bovendien – en dat wordt vaak onderschat – ben ik net als andere bestuurders niet alleen in de weer met dossiers van klanten, maar heb ik ook een team te leiden, ben ik bezig met planning en een stukje met HR, terwijl ik daar helemaal niet voor toegerust ben. Dat zit ook niet in onze opleiding. Overigens zal ik de eerste zijn om toe te geven dat we een stuk van de druk over onszelf hebben afgeroepen.’
Hoe bedoel je?
Mike: ‘Ik had, zeker toen ik nog een eenmanszaak was, de neiging om klanten meteen te willen antwoorden. Via mail, via sms, via whatsapp: ik sprong meteen. Je zou kunnen zeggen dat je zelf je klanten slecht opvoedt. Je creëert een verwachtingspatroon dat je maar moeilijk gekeerd krijgt. Daar komt bij dat we de tijdswinst die we scoren dankzij de digitalisering vaak aanwenden om extra klanten te recruteren. In plaats van meer rust te creëren voor onszelf en onze medewerkers.’
Wat is de oplossing volgens jou?
Mike: ‘Ik denk dat we zelf duidelijker moeten zijn. Wat kan en mag een klant van jou verwachten en waar trek je de grens? Wanneer zeg je: hier stopt het voor vandaag? En ook: tot hoever wil je groeien? Wanneer durf je zeggen: dit zijn klanten genoeg, het blok erop. Of waarom ben je bang om je prijzen te verhogen? Natuurlijk zal een percentage van je klanten dan afhaken. Maar de meesten begrijpen heus wel dat tarieven evolueren, zeker nu onze adviserende rol alleen maar toeneemt. Je zal dus niet minder omzet draaien door de mensen die vertrekken. Je zal wél meer tijden hebben om de dossiers van de blijvers met minder stress en druk te verwerken.’
De positieve keerzijde van de medaille zou kunnen zijn dat de meeste accountants een zaak opbouwen met een goede klantenportefeuille en die ook te gelde kunnen maken als ze de boel willen verkopen.
Mike: ‘Daar heb je een punt. Ik zie het meer en meer collega’s van 50+ ook doen. Ze laten hun kantoor over en vullen de tijd tot aan hun pensioen met een rustiger job in loondienst. Maar meestal omdat ze gewoon óp zijn. Je kunt je dus afvragen hoe positief die keuze voor een verkoop van hun zaak dan is.’
Welke concrete tip wil jij meegeven aan je collega’s?
Mike: ‘Ik heb er een paar. Ik denk dat we de komende jaren – net omdat we sterk evolueren aan een bredere adviesrol – ook andere dan boekhoudprofielen moeten aantrekken. Mensen die zich bezighouden met HR-management, bijvoorbeeld. Met interne processen ook. Daarnaast pleit ik sterk voor onderlinge ondersteuning die het puur praktisch-theoretische van ons beroep overstijgt. Noem het meer lotgenotencontact waarin kwetsbaarheid bespreekbaar is en we elkaar bijstaan met raad en daad op dát vlak. Nu zien we elkaar nog teveel als concurrenten die elkaars klanten kunnen of willen afsnoepen. Dat is onzin natuurlijk. Iedereen verzuipt nu al in het werk. En tot slot vind ik ook dat we iets moeten doen aan de perceptie die de meeste mensen hebben over accountants. Daar ligt ook een rol voor de overheid.’
En die perceptie is?
Mike: ‘De typische clichés: dat we droogstoppels zijn, cijfernerds. Het maakt onze sector er niet aantrekkelijker op, terwijl we echt een instroom aan nieuwe krachten nodig hebben. Broodnodig. Mensen beseffen niet hoe belangrijk we zijn voor de economie. Als alle accountans morgen voor een maand het werk neerleggen, draait die economie in sneltempo in de soep. Het is hoog tijd voor een mentaliteitswijziging. Bij onszelf, maar ook daarbuiten in de samenleving.’
Bedankt Mike voor je ongemeen openhartig verhaal, dat ongetwijfeld veel weerklank zal vinden.
OPROEP DOOR ACCOUNTANCYVANDAAG
Ervaar jij net als Mike enorm veel stress en werkdruk? Merk je dat dit impact heeft op je slaapkwaliteit of levensvreugde?
Neem deel aan deze enquête en help ons dit onderwerp aan het licht te brengen. En samen naar structurele, langdurige oplossingen te zoeken.