Crypto-investeringen stellen de juridische en fiscale wereld sinds 2009 nog altijd voor unieke uitdagingen. Wereldwijd worstelen overheden met de regulering ervan. Meer en meer komt er evenwel harmonisatie, met onder meer de MiCA-regels in de Europese Unie, wat erop wijst dat de overheden crypto toch enigszins omarmen. Ook het fiscale speelveld is in beweging. Hierna bezorgen we daarom nog eens een overzicht van de huidige status betreffende de fiscale regels. In veel dossiers zal die fiscaliteit tevens beoordeeld moeten worden in het licht van de antiwitwaswetgeving.
Gertjan Verachtert en Daan Van Nieuwenhove van Sansen International geven in dit artikel meer uitleg en zullen ook spreken op de Future of Bitcoin Conference in de Antwerpse Handelsbeurs op 5 oktober, waar ze verdere duiding zullen geven.
Antiwitwasreglementering
België, net als andere lidstaten van de EU, past antiwitwaswetgeving toe, in uitvoering van Europese en Internationale Richtlijnen (Belgische wet van 18 september 2017). Financiële instellingen moeten in dat kader verdachte verrichtingen monitoren, opsporen en in bepaalde gevallen melden aan de CFI (Cel voor Financiële Informatieverwerking). Daarnaast, conform de wet van 20 juli 2020, dienen ook Belgische crypto-exchanges en aanbieders van wallets waakzaam te zijn over bepaalde transacties en dienen ze cliënteel te identificeren.
Als gevolg van deze reglementering hebben financiële instellingen bepaalde identificatieverplichtingen waarbij ze moeten nagaan wie de cliënt is, wanneer, hoeveel en waarom er werd geïnvesteerd, en wat de oorsprong is van de geïnvesteerde gelden. Aan de tegenzijde daarvan stelt de Nationale Bank-circulaire van 1 februari 2022 (de zogeheten “de-risking” circulaire) dat financiële instellingen wel de verplichtingen van de antiwitwaswetwetgeving moeten nakomen, maar dat ze evenzeer hun specifieke maatschappelijke verantwoordelijkheden moeten opnemen voor de economische ontwikkeling van de maatschappij. Dat zou ondermeer betekenen dat banken niet stelselmatig klanten mogen weigeren die crypto-tegoeden repatriëren.
Ondanks het bestaan van deze “de-risking” circulaire resulteert het bovenstaande in de praktijk vaak in een erg moeilijke toegang voor cryptocliënten tot betaalrekeningen en basisbankdiensten. Financiële instellingen weigeren namelijk soms zakelijke relaties aan te gaan of te bestendigen indien de cliënt behoort tot categorieën van personen die buitensporige risico’s van witwassen van geld of financiering van terrorisme inhouden. Het komt er voor investeerders op aan om te voldoen aan de vraag naar identificering en herkomst van de gelden vanwege de financiële instelling. Daarbij is het nastreven van transparantie belangrijk, alsook dient aangetoond te worden dat de fiscale compliance op orde is. Ter zake van transparantie is de fiscale rapporteringsplicht belangrijk, de fiscale compliance omhelst een analyse van het al dan niet belastbaar karakter van gedane verrichten.
Rapportering: moeten crypto-accounts gemeld worden?
Er geldt op heden een verplichting voor Belgische rijksinwoners om hun buitenlandse (bank)rekeningen aan te geven, nl. via een rapportering van de buitenlandse rekening bij het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank, en via een jaarlijkse melding daarvan in de aangifte personenbelasting.
Uiteraard stelt zich de vraag of bijv. een account/wallet bij een crypto-exchange doorgaat voor een (buitenlandse) bankrekening als omschreven in de huidige wetgeving daaromtrent. Het antwoord daarop is niet eenduidig. Als men de wetgeving rond de meldplicht buitenlandse rekeningen nagaat, heeft de Koning schijnbaar nagelaten om het toepassingsgebied te verruimen naar ‘wallets’ of ‘exchanges’. Tegelijkertijd zouden bepaalde verrichtingen in crypto echter toch in nauw verband met het concept ‘rekening’ kunnen staan, bijvoorbeeld omdat tegoeden aangehouden worden voor langere periode. Zo stelt de fiscale administratie dat een pay pal wallet in bepaalde omstandigheden een buitenlandse rekening vormt. Gelet op de standpunten van de administratie en in het licht van bancaire compliance, wordt veiligheidshalve in de praktijk aangeraden om de rapportering wel te doen. Dat zou dan alvast gelden voor exchanges, zoals Coinbase. Een zuivere private wallet daarentegen kan moeilijk gelijkgesteld worden met het ‘rekening-concept’.
Fiscale evoluties: meerwaarde onbelast, staking inkomen niet
Er is geen specifiek Belgisch kader inzake de fiscaliteit van crypto-investeringen, waardoor eventuele opbrengsten met andere woorden moeten worden ingepast in het bestaand systeem. Inkomsten uit realisaties van crypto-investeringen kunnen worden gekwalificeerd als beroepsinkomsten, diverse inkomsten of kunnen onder de noemer “normaal beheer van privévermogen” vallen (zie verderop).
Er kan daarnaast ook sprake zijn van roerende inkomsten (interesten of soortgelijke inkomsten, zoals bijv. “staking”). Bij staking wordt vaak de materiële vergelijking met interesten gemaakt, hoewel dat theoretisch in vraag te stellen is, daar het gaat om het verrichten van een dienst, eerder dan een effectieve kapitaalplaatsing. Veiligheidshalve wordt in de praktijk aangeraden om deze stakinginkomsten aan te geven in de aangifte personenbelasting als interest (roerende inkomsten).
Opbrengsten uit realisaties (verkopen, ruilen,…) van cryptomunten kunnen in bepaalde omstandigheden gekwalificeerd worden als beroepsinkomsten, nl. inkomsten die voortkomen uit (beroeps-)werkzaamheden van alle aard. Een beroepsactiviteit veronderstelt een geheel van herhaalde, voldoende talrijke en onderling verbonden verrichtingen die een bijzondere vaardigheid of organisatie vereisten. Op beroepsinkomsten zijn sociale bijdragen verschuldigd, en deze inkomsten worden belast aan de geldende progressieve tarieven. De fiscus blijft ondermeer inkomsten uit mining in deze categorie situeren, tenzij in enkele eerder uitzonderlijke situaties (bijvoorbeeld een student die aan mining heeft gedaan). Wie zich inlaat met een substantiële mining-capaciteit, overweegt dan ook best de oprichting van een vennootschap.
Inkomsten kunnen tenslotte ook gekwalificeerd worden als diverse inkomsten (belastbaar aan 33%), als volgt omschreven in artikel 90, 1° WIB ’92: “Winsten of baten, hoe dan ook genaamd, die zelfs occasioneel of toevallig voortkomen uit enige prestatie, verrichting of speculatie of uit diensten bewezen aan derden buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privé-vermogen bestaande uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen.”
Normaal beheer van privévermogen is bijgevolg de uitzondering op de belastbaarheid (als diverse inkomsten) zoals hiervoor vermeld. Ons inziens is het aan de fiscus om te bewijzen dat een inkomen belastbaar is als divers inkomen. In praktijk gaat de fiscus er echter vanuit dat het aan de belastingplichtige is om het tegenbewijs te leveren. De beoordeling omtrent normaal beheer vergt de analyse of een goede huisvader, nl. een voorzichtig en redelijk persoon, in dezelfde omstandigheden op gelijkaardige wijze zou handelen. Daarnaast moet er voor onbelastbaarheid sprake zijn van goederen uit het privévermogen.
Bepaalde handelingen, zoals bijv. speculatieve handelingen, of handelingen die deel uitmaken van een spitsvondig feitencomplex, worden doorgaans niet aanvaard in het kader van normaal beheer. Volgende criteria kunnen als algemene leidraad worden gebruikt bij die beoordeling of er sprake is van normaal beheer:
- Eigen (privégeld dat normaal belast is geweest) of externe financiering.
- Financiële risico’s.
- Korte- (daytrading) of langetermijninvesteringen .
- Termijn waarop men meerwaarde realiseert (hoewel dit niet doorslaggevend is).
- Speculatie.
- Financiering met geleende gelden.
- Hoogte bedrag (hoewel niet doorslaggevend).
De beoordeling of bepaalde inkomsten en handelingen aanvaard worden in het kader van normaal beheer betreft een feitenkwestie. In dat verband heeft de rulingdienst heel wat nuttige rulings gepubliceerd waaruit haar visie kan worden afgeleid omtrent hoe om te gaan met bovenstaand beschreven criteria. De rulingdienst stelt dat elke rulingaanvraag over virtuele munten geval per geval zal moeten worden beoordeeld. Er zijn in dat verband ook diverse positieve rulings, waarbij de meerwaarde op crypto-activa kan vallen binnen het normaal beheer van privévermogen. Hierna geven we een overzicht van enkele rulings.
Ruling: buy and hold
Zo was er, exemplarisch, recent ruling 2024.0200 van 27 juni 2024, met volgende feitenconstellatie:
- Cryptomunten via persoonlijke investering.
- Beperkt aantal transacties per jaar.
- Strategie van kopen en aanhouden (af en toe handelen).
- Geen mining.
- Geen beroep gedaan op leningen.
- Maakt wel gebruik van een hardware wallet.
- Slechts een beperkt percentage van roerend vermogen geïnvesteerd.
De rulingdienst oordeelde dat “de meerwaarden die vanaf 2023 werden gerealiseerd en in de toekomst zullen worden gerealiseerd geen beroepsinkomsten en geen diverse inkomsten zijn (ook al zijn de investeringen in cryptomunten vrij van beurstaksen en zijn ze risicovoller dan beleggingen in traditionele producten). Deze meerwaarden vallen dus binnen het normaal beheer van privévermogen”
Vergelijkbaar was de eveneens positieve ruling 2024.0136 van 24 mei 2024, waarbij de aanvrager minder dan 10% van zijn roerend vermogen in cryptomunten had geïnvesteerd.
Ruling: overmatig investeren
Een rulingaanvraag waaruit bleek dat de aanvrager meer dan 25% van zijn roerend vermogen had geïnvesteerd werd echter in dat kader negatief (m.a.w. kwalificatie als diverse inkomsten) beoordeeld (2022.0005). Men kan zich bij deze beslissing evenwel de vraag stellen of de grens van 25% niet arbitrair is. Niettemin noopt het tot voorzichtigheid voor investeerders die een substantiële aanvangsinvestering in crypto deden.
Ruling: in-game coins
Ruling 2024.0452 betreft het dossier van een particulier, werkzaam als consultant, die als hobby online games speelde. Als speler van het spel kon men bepaalde (“in game”) voorwerpen (o.a. “coins”) verdienen door het spel te spelen. De aanvrager besloot vervolgens om de in-game coins, vervolgens te verkopen, in ruil voor Bitcoin, aan andere personen die de online game speelden. Bitcoin werd dus gebruikt als betaalmiddel. De meerwaarden die de aanvrager zal verwezenlijken met het verkopen van de Bitcoin, ontvangen naar aanleiding van het verkopen van in- game coins, worden volgens de rulingdienst beschouwd als normaal beheer van het privé-vermogen, zodat de meerwaarden niet belastbaar zijn.
Ruling: meerwaarde via active trading programma:
In ruling 2021.0859 had de aanvrager een softwareprogramma met het oog op “active trading” ontwikkeld. Traditioneel blijkt de rulingdienst kritisch ten aanzien van investeerders met IT-achtergrond. Inmiddels blijkt dat als zodanig geen beletsel meer. Echter, het ontwikkelen van een app om aan trading te doen, kon niet op de goedkeuring rekening van de Rulingdienst in kader van een kwalificatie als normaal beheer van privévermogen.
Is een ruling verplicht?
Hoewel de Rulingdienst de verdienste heeft om richtlijnen te ontwikkelen inzake deze nieuwe materie, dient aangegeven te worden dat een ruling geen verplichting is. Sommige financiële instellingen wijzen wel op het nut van een ruling in kader van repatriëring, doch dit is geen noodzakelijke voorwaarde. Wie wel een (positieve) ruling behaalt, heeft natuurlijk het voordeel van de fiscale zekerheid.
Meer transparantie op komst: MiCA en DAC 8
De verscheidenheid aan crypto-activa en -diensten hebben er ondermeer in de EU voor gezorgd dat uniforme regels nodig zijn voor het reguleren van crypto. Via MiCA (Markets in Crypto-Assets regulation) werd aldus een Europees wetgevingspakket voor het reguleren van cryptocurrency en daaraan gerelateerde diensten voorzien. Het moet voor uitgevers van crypto-activa en voor aanbieders van cryptodiensten voor uniforme regels binnen de EU zorgen. Die moet enerzijds consumentenbescherming realiseren, alsook voor bijkomende transparantie zorgen. Concreet dienen uitgevers/aanbieders van cryptoactiva te voldoen aan specifieke transparantievoorschriften (omtrent aangeboden producten en diensten). Ze dienen zich ook aan beveiligingsmaatregelen en antiwitwasreglementering te houden, en dienen de nodige vergunningen te hebben om hun diensten uit te oefenen in de EU. De uitgevers/aanbieders dienen een systeem te installeren om verdachte transacties op te sporen, en deze te melden. In verband hiermee staat ook de betwiste travel rule, volgens de welke Virtual Asset Service providers de herkomst en bestemming van cryptotransacties boven een bepaald bedrag (aanbevolen: 1.000 EUR) dienen te identificeren en te delen. De MiCA-regelgeving zou geen betrekking hebben op DeFi of NFT’s.
Naast MiCA is er ook de toekomstige inwerkingtreding van de DAC 8 richtlijn, hetgeen een aanvulling is op de MiCA-regelgeving. Vanaf 1 januari 2026 is er een verplichting voor crypto-dienstverleners om uitgebreide informatie over hun gebruikerstransacties te verzamelen (KYC) en te delen met de belastingautoriteiten van de EU-lidstaten. Gegevens worden daarna automatisch uitgewisseld tussen belastingdiensten van verschillende EU-lidstaten. Op termijn zal dit leiden tot een wereldwijde transparantie, die belastingadministraties (waaronder de Belgische fiscus) inzicht zal geven in de crypto-activa die Belgen (via exchanges) aanhouden. Voorgaande verhoogt uiteraard de noodzaak van een kritische fiscale due diligence, vooraleer de administratie een vrijgeleide krijgt om deze due diligence zelf te maken.
Gertjan Verachtert – Daan Van Nieuwenhove van Sansen International