U weet het ongetwijfeld wel: het Grondwettelijk Hof sprak zich op 21 november 2024 uit over de belastingverhoging bij een eerste overtreding. Zij meent dat er bij een eerste overtreding van de belastingwetgeving in principe geen belastingverhoging wordt opgelegd. Dit standpunt gaat in tegen de dagdagelijkse praktijk van de fiscus, die eerder per uitzondering afziet van een belastingverhoging bij afwezigheid van kwade trouw.
Waarover gaat het?
Het Grondwettelijk Hof heeft zich recent, in de context van de aftrekbeperking van artikel 207, zevende lid WIB 92 (nu artikel 206/3, § 1 WIB 92), laten ontvallen dat het ervan uitgaat dat er bij een eerste overtreding in beginsel geen belastingverhoging wordt opgelegd (GwH, 129/2024, 21.11.2024).
Zo staat te lezen dat de toepassing van het aftrekverbod, dat een effectieve belastingverhoging van 10% veronderstelt, in de praktijk alleen toepassing vindt bij ‘belastingplichtigen die hun aangifte niet binnen de wettelijke termijn hebben ingediend en die zich in een staat van herhaling bevinden wat de niet-naleving van die verplichting betreft’.
Verder staat te lezen dat het aftrekverbod veronderstelt dat ‘de belastingverhoging effectief wordt toegepast, hetgeen in beginsel niet het geval is wanneer het om een eerste overtreding zonder oogmerk van fraude gaat’.
Ministerieel standpunt/verduidelijking na arrest Grondwettelijk Hof van 21 november 2024
Ondervraagd over ‘het boetebeleid van de fiscus’ naar aanleiding van het arrest van het Grondwettelijk Hof stelde de minister in het parlement dat hij zich aansluit bij de inhoud van dat arrest en dat dus in geval van een eerste vergissing bij goede trouw geen belastingverhoging van 10% moet worden toegepast. Hij stelt dat ‘het Hof daarmee (met het arrest, n.v.d.r.) in feite de bedoeling van de wetgever [bevestigt] dat de belastingverhoging van 10% niet wordt toegepast bij een eerste vergissing’ (Commissie voor Financiën en Begroting van 26.11.2024, Integraal Verslag, CRIV 56 COM 41, vraag nr. 56001112C).
Hoe de 10% belastingverhoging recupereren?
Er was niet alleen het arrest van het Grondwettelijk Hof maar ook de daaropvolgende ministeriële stellingname die doen uitschijnen dat de fiscus te snel overgaat tot het opleggen van een belastingverhoging van 10%. Hoe kunt u zich nog verzetten tegen zo’n belastingverhoging, wanneer die u in een min of meer recent verleden werd opgelegd?
Als de verhoging niet langer dan een jaar geleden werd opgelegd, is het nog mogelijk om bezwaar in te dienen op grond van artikel 371 WIB 92.
Ontheffing van ambtswege
In principe geldt een arrest van het Grondwettelijk Hof als een nieuw feit, dat een grond kan zijn voor de vermindering van een overbelasting op grond van artikel 376 WIB 92. In dit geval heeft het Grondwettelijk Hof zich echter slechts terzijde uitgesproken over de kwestie.
Het arrest ging immers niet over belastingverhogingen, maar over de aftrekbeperking van artikel 207, zevende lid WIB 92 (nu artikel 206/3, § 1 WIB 92). Het ging veeleer om een randopmerking. Er is dus geen formele vaststelling van een ongrondwettigheid. In die omstandigheden wordt aangenomen dat het arrest niet de weg opent naar de procedure van ambtshalve ontheffing.
Genadeverzoek
Merk tot slot nog op dat de nieuwe zienswijze van de minister kan worden aangehaald in de motivatie bij een genadeverzoek.
Deze rechtspraak, alle aanverwante arresten en meer tekst en uitleg over deze mogelijkheden vindt u terug op Taxwin. Taxwin is de fiscale database van Larcier-Intersentia, met wetgeving, rechtspraak, en doctrine. Dankzij de kwalitatieve content van Taxwin, en de recent gelanceerde AI-functionaliteiten, wordt fiscaal opzoekwerk eenvoudiger dan ooit.